Al vaker heb ik op dit blog geconstateerd dat iedereen fotograaf is, zodra er sneeuw valt. Of liever: als er sneeuw ligt. Want voor veel zondagsfotografen moet eerst wel de zon schijnen, valt me op als ik in de natuur wandel. Ik grijp juist mijn kans als de lucht grijs is en de contrasten laag zijn. Dat ik me moet wapenen tegen sneeuwvlokken die dan op mijn cameralens willen kleven, neem ik voor lief. Pittoreske landschapsfoto's die iedereen maakt, hoe fraai en sfeervol ook, probeer ik te vermijden.
Deze week zat ik in de witte Ardennen waar het van tijd tot tijd sneeuwde. En flink ook. Dan trek ik er op uit. Mijn Canon 7D is spat- en stofdicht, volgens de cameraspecificaties. Mijn objectieven ook. Toch stop ik de camera met voorgeschroefd objectief in een speciaal voor dit doel geprepareerde plastic zak als extra bescherming tegen binnenlekkend water dat de elektronica kan aantasten. Een batterij die kortsluiting maakt kan gloeiend heet worden. Liever niet.
Onderweg hoopt de sneeuw zich op rond de plastic zak. Zie ik iets fotogenieks, dan klop ik de sneeuw van de zak, maak de achterkant open zodat ik alle cameraknoppen kan bedienen en ik houd het glas van het objectief vrij. Scherpstellen, knip, alweer een foto zoals de zondagsfotografen ze niet maken, domweg omdat ze nu niet buiten zijn.
In een bosrand vielen me de scherpe contouren van bomen op en de matte kleuren van dorre bladeren. De hevige sneeuwval vervaagde het beeld en maakte van het bos een schimmenspel. Op de foto die ik hier toon, zie ik in de bomen links zelfs enige gelijkenis met menselijke figuren. En dan te bedenken dat ik broodnuchter was. Pas thuis heb ik om warm te worden een alcoholhoudend sapje genuttigd. Mijn kleren hing ik voor de haard te drogen. En mijn camera? Dankzij de plastic zak was die niet nat geworden. Die hoefde dus niet te drogen en bleef bij gevolg nuchter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten