Hun erf is zeventig meter lang,
en nauw acht meter breed,
maar als ik hier gebeten word,
dan heb ik daarvan weet.
Sorry, Jan Campert. Jouw gedicht 'Het lied der Achttien Dooden' is ongeëvenaard en alleen al uit respect voor zijn historische context zou ik het niet moeten persifleren. Maar de regel schoot me te binnen toen ik in het Belgische Andenne deze 'erfbewakers' op een binnenvaartschip aantrof. Want hoe klein kan een erf zijn? dacht ik toen ik die waakhonden zag.
Ik had van een afstand de schipper en zijn vrouw weg zien rijden. De honden waren dus alleen thuis. Ze duldden geen ongenood bezoek, maakten ze luidkeels en met ontblote tanden duidelijk.
Lading viel er niet te jatten, want de boot was leeg. Eén compartiment was tot op de roestige bodem leeggeschraapt, in het andere stond een bodempje water.
De vormen en structuren van roestige plekken en de wapperende vlag op het achterdek in het tegenlicht van de zon waren dankbare objecten om te fotograferen. Die trokken eerder mijn aandacht dan de honden. Maar ik heb graag dat er iets gebeurt voor mijn lens en dus werden de honden de hoofdrolspelers in mijn foto's.
Ze zaten stevig aangelijnd aan kettingen en goede erfbewakers blijven op hun erf. Hoopte ik. Wat kon me dus gebeuren.
Het beruchte onvoorzichtige stapje achteruit tijdens het fotograferen was hier op de Maaskade een groter gevaar dan een paar blaffende honden. En die reddingsboeien houden die honden liever voor zichzelf, denk ik, zelfs als ik in het water kukel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten